Exodus 20
I Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Gij zult u voor hen niet buigen en hen niet dienen:
Het is duidelijk dat de Nazarener beweert dat hij "God" is. Waar blijft Jehova dan?
Mattheüs 4
7 Jezus zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken. [Hier verwijst hij duidelijk naar zichzelf].
8 En de duivel neemt hem mee naar een zeer hoge berg en toont hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid;
Mattheüs 28
18 En Jezus kwam en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in den hemel en op aarde.
Titus 2
13 Op zoek naar die gezegende hoop en de heerlijke verschijning van de grote God en onze Verlosser Jezus Christus; Is "Jezus" nu God?
Filippenzen 2
10 Dat bij de naam van Jezus elke knie zich zou buigen, van alles wat in de hemel en alles wat op de aarde en alles wat onder de aarde is...
II Gij zult de naam van de HEERE, uw God, niet tevergeefs gebruiken; want de HEERE zal hem niet onschuldig houden die zijn naam tevergeefs gebruikt.
Dus wat is de naam van deze entiteit? Jehova? Yaweh? Zowel JHVH als YHVH betekenen Ik ben dat Ik ben. Welke? Shibboleh? Dit heeft ongeveer net zoveel zin als hij.
III Gedenk de sabbatdag, om hem heilig te houden.
Lucas 6: 1-5
1 En het geschiedde op de tweede sabbat na de eerste, dat hij door de korenvelden ging; en zijn discipelen plukten de korenaren en aten, terwijl zij ze in hun handen wreven.
2 En sommigen der Farizeeën zeiden tot hen: Waarom doet gij datgene, wat op den Sabbatdag niet geoorloofd is?
3 En Jezus, hun antwoordende, zeide: Hebt gij niet zooveel gelezen, wat David deed, toen hij zelf een hongerdood was, en zij, die met hem waren?
4 Hoe hij in het huis Gods ging, en het toonbrood nam en at, en ook gaf aan hen, die bij hem waren; hetwelk niet geoorloofd is te eten dan alleen voor de priesters?
5 En Hij zeide tot hen: Dat de Zoon des mensen ook Heer is van den sabbat.
IV Eer uw vader en uw moeder:
Mattheüs 10: 37
37 Wie vader of moeder meer liefheeft dan Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter meer liefheeft dan Mij, is Mij niet waardig.
Lucas 9: 59-62
59 En hij zeide tot een ander: Volg mij. Maar hij zeide: Heer, laat mij eerst gaan en mijn vader begraven. 60 Jezus zeide tot hem: Laat de doden hunne dood begraven; maar ga heen en predik het Koninkrijk Gods.
61 En een ander zeide ook: Heer, ik zal U volgen, maar laat mij eerst hen vaarwel gaan zeggen, die in mijn huis thuis zijn.
62 En Jezus zeide tot hem: Niemand, die zijn hand aan den ploeg heeft gezet, en achterom ziet, is geschikt voor het Koninkrijk Gods.
Mattheüs 10: 34-36
34 Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te zenden; Ik ben niet gekomen om vrede te zenden, maar een zwaard.
35 Want Ik ben gekomen om een man tegen zijn vader op te zetten en de dochter tegen haar moeder en de schoondochter tegen haar schoonmoeder.
36 En de vijanden van een man zullen die van zijn eigen huisgezin zijn.
V Gij zult niet doden.
Jehova pleegt moord:
Exodus 23:27
Ik zal mijn vrees voor uw aangezicht zenden, en Ik zal al het volk verdelgen, tot hetwelk gij komen zult, en Ik zal al uw vijanden u de rug doen toekeren. Jehova beveelt de moord op duizenden:
Exodus 32:27-28
En Hij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Steek een iegelijk zijn zwaard aan zijn zijde, en ga in en uit van poort tot poort door het ganse kamp, en doodt een iegelijk zijn broeder, en een iegelijk zijn metgezel, en een iegelijk zijn naaste.
28 En de kinderen van Levi deden overeenkomstig het woord van Mozes; en er vielen die dag ongeveer drieduizend man van het volk.
Jehova beveelt zijn volk om nog meer te moorden:
Leviticus 26:7-8
En gij zult uw vijanden achtervolgen, en zij zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.
8 En vijf van u zullen honderd achtervolgen, en honderd van u zullen tienduizend op de vlucht drijven; en uw vijanden zullen door het zwaard voor uw aangezicht vallen. Het is meer dan duidelijk, de "heer" denkt niets van moord of het bevelen van anderen om te moorden:
Numeri 1:51
En als de tabernakel voorwaarts gezet zal worden, zullen de Levieten hem afbreken; en als de tabernakel opgezet zal worden, zullen de Levieten hem opzetten; en de vreemdeling, die nabij komt, zal gedood worden. Moord is zo belangrijk voor Jehova, dat hij zichzelf moet herhalen:
Numeri 3:10
En gij zult Aaron en zijn zonen aanstellen, en zij zullen hun priesterambt waarnemen; en de vreemdeling, die in de nabijheid komt, zal gedood worden.
Meer moord, samen met directe orders om deel te nemen aan kannibalistische handelingen:
Numeri 21:3
En de HEERE hoorde naar de stem van Israël, en gaf de Kanaänieten over; en zij verdelgden hen en hun steden volkomen; en Hij noemde de naam van de plaats Horma.
Numeri 23-24:
Zie, het volk zal opstaan als een grote leeuw, en zich verheffen als een jonge leeuw; hij zal niet nederliggen totdat hij van de prooi eet, en het bloed der doden drinkt.
Jehova geeft opdracht tot meer massamoord:
Numeri 25:16
En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 25:17 Bestrijd de Midianieten, en sla hen: Numeri 31:7
En zij voerden oorlog tegen de Midianieten, gelijk de HEERE Mozes geboden had; en zij doodden al de mannetjes.
31:8 En zij doodden de koningen van Midian, naast de overigen, die gedood werden; namelijk Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, vijf koningen van Midian: Ook Balaam, de zoon van Beor, hebben zij met het zwaard gedood.
31:9 En de kinderen Israels namen al de vrouwen van Midian gevangen, en hun kleinen; en zij namen den buit van al hun vee, en van al hun kudden, en van al hun have.
31:10 En zij verbrandden al hun steden, waarin zij woonden, en al hun goede kastelen, met vuur.
31:11 En zij namen al den buit, en al den buit, zoowel van menschen als van beesten.
Jehova pleegt nog meer massamoord:
Deuteronomium 2:20
[Dat was ook een land van reuzen; daar woonden vroeger reuzen; en de Ammonieten noemen ze Zamzummims;
2:21 Een volk groot, en talrijk, en groot, als de Anakims; maar de HEERE verdelgde hen vóór hen; en zij volgden hen op, en woonden in hun plaats:
2:22 Gelijk Hij deed aan de kinderen van Ezau, die in Seir woonden, toen Hij de Horims van voor hun aangezicht verdelgde; en zij volgden hen op, en woonden in hun plaats, tot op dezen dag:
2:23 En de Avims, die in Hazerim woonden, tot Azzah toe, de Caphtorims, die uit Caphtor voortkwamen, verdelgden hen, en woonden in hun plaats.]
2:30 Maar Sihon, de koning van Hesbon, wilde ons niet voorbij laten gaan; want de HEERE, uw God, verhardde zijn geest, en maakte zijn hart halsstarrig, opdat Hij hem in uw hand zou overleveren, gelijk heden blijkt.
2:31 En de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik ben begonnen Sihon en zijn land voor uw aangezicht te geven; begin te bezitten, opdat gij zijn land erft.
2:32 Toen kwam Sihon tegen ons uit, hij en zijn ganse volk, om te Jahaz te strijden.
2:33 En de HEERE, onze God, verloste hem voor ons, en wij sloegen hem, en zijn zonen, en zijn ganse volk.
2:34 En wij namen toen al zijn steden in, en wij verdelgden de mannen, en de vrouwen, en de kleinen, van elke stad; wij lieten er geen over:
2:35 Alleen het vee namen wij tot een prooi voor ons, en de buit der steden, die wij namen.
2:36 Van Aroer af, aan den rand der rivier Arnon, en van de stad, die aan de rivier is, tot aan Gilead toe, was geen stad ons te sterk; de HEERE, onzen God, heeft ons alles overgegeven:
2:37 Alleen tot het land der kinderen van Ammon zijt gij niet gekomen, noch tot enige plaats aan de rivier de Jabbok, noch tot de steden in het gebergte, noch tot al wat de HEERE, onze God, ons verboden heeft.
Numeri 31
17 Doodt nu elke man onder de kleinen, en doodt elke vrouw, die den man gekend heeft, door met hem te liggen.
18 Maar alle vrouwelijke kinderen, die geen man gekend hebben door met hem te liggen, houdt u in leven. De massamoorden gepleegd door en geleid door Jehova vullen een groot deel van het Oude Testament. De bovenstaande geschriften zijn slechts een kleine greep. Ze hier allemaal opnemen zou pagina's en pagina's in beslag nemen.
Zo vader, zo zoon - citaten van de Nazarener:
Lucas 19: 27
27 Maar mijn vijanden, die niet willen dat ik over hen heers, brengen hen hierheen en doden hen voor mijn aangezicht. Mattheüs 10: 34-36
34 Denk niet, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te zenden; Ik ben niet gekomen om vrede te zenden, maar een zwaard.
VI Gij zult geen overspel plegen:
Exodus 22
16 En indien een man een maagd verleidt, die niet ondertrouwd is, en met haar ligt, zo zal hij haar zekerlijk tot zijn vrouw begiftigen.
17 Indien haar vader volstrekt weigert haar aan hem te geven, zal hij geld betalen overeenkomstig de bruidsschat der maagden.
2 Samuël 12
11 Alzo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad tegen u opwekken uit uw eigen huis, en Ik zal uw vrouwen voor uw ogen nemen, en zal ze aan uw naaste geven, en hij zal met uw vrouwen liggen voor het oog dezer zon.
12 Want gij hebt het in het geheim gedaan; maar Ik zal dit doen voor het aangezicht van gans Israel, en voor het aangezicht der zon.
Lucas 8:
3 En Joanna, de vrouw van Chuza, de rentmeester van Herodes, en Susanna, en vele anderen, die hem van hun vermogen bedienden.
VII Gij zult niet stelen:
Jehova beveelt zijn Hebreeën te stelen van de Egyptenaren:
Exodus 3
21 En Ik zal dit volk gunst verlenen in de ogen der Egyptenaren; en het zal geschieden, dat, wanneer gij gaat, gij niet ledig zult gaan.
22 Maar iedere vrouw zal van haar naaste, en van haar die in haar huis verblijft, zilveren juwelen en gouden juwelen en klederen lenen; en gij zult ze uw zonen en uw dochters aandoen; en gij zult de Egyptenaren bederven.
Jehova steelt land van de Kanaänieten:
Leviticus 14
34 Wanneer gij in het land Kanaän komt, dat Ik u tot een bezitting geef, en Ik leg de plaag der melaatsheid in een huis van het land uwer bezitting; Moord en diefstal op bevel van Jehova:
Numeri 31:
1 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende,
2 Wreek de kinderen Israels van de Midianieten; daarna zult gij tot uw volk verzameld worden. 3 En Mozes sprak tot het volk, zeggende: Wapen sommigen uwer tot den oorlog, en laat hen optrekken tegen de Midianieten, en den HEERE op Midian wreken.
4 Van elke stam zult gij er duizend, uit alle stammen van Israel, ten strijde zenden.
5 Alzo werden er uit de duizenden Israels, duizend uit elke stam, twaalf duizend ten oorlog overgeleverd.
6 En Mozes zond hen ten oorlog, duizend van elke stam, hen en Phinehas, de zoon van Eleazar, de priester, ten oorlog, met de heilige werktuigen, en de bazuinen om te blazen in zijn hand.
7 En zij voerden oorlog tegen de Midianieten, gelijk de HEERE Mozes geboden had; en zij doodden al de mannen.
8 En zij doodden de koningen van Midian, naast de overigen, die gedood werden; namelijk Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, vijf koningen van Midian: Ook Balaam, de zoon van Beor, doodden zij met het zwaard.
9 En de kinderen Israels namen al de vrouwen van Midian gevangen, en hun kleinen, en namen den buit van al hun vee, en al hun kudden, en al hun have.
10 En zij verbrandden al hun steden, waarin zij woonden, en al hun goede kastelen, met vuur.
11 En zij namen al de buit en al de roof, zowel van mensen als van dieren.
Zo vader, zo zoon:
Lucas 19: 29-35
29 En het geschiedde, toen hij te Bethfage en Bethanië genaderd was, op den berg, den Olijfberg genaamd, zond hij twee zijner discipelen,
30 Zeggende: Gaat gij naar het dorp tegenover u; in hetwelk gij bij uw binnenkomst een veulen zult vinden, gebonden, waarop nog nooit iemand zat; maakt hem los en brengt hem hierheen.
31 En indien iemand u vraagt: Waarom maakt gij hem los, zo zult gij tot hem zeggen: Omdat de Heer hem nodig heeft.
32 En zij, die gezonden waren, gingen hun weg, en vonden, gelijk Hij hun gezegd had.
33 En terwijl zij het veulen losmaakten, zeiden zijn eigenaars tot hen: "Waarom maakt gij het veulen los?
34 En zij zeiden: De Heer heeft hem nodig.
35 En zij brachten hem tot Jezus; en zij wierpen hun klederen op het veulen en zetten Jezus daarop.
Lucas 6: 1-5
1 En het geschiedde op den tweeden sabbat na den eersten, dat Hij door de korenvelden ging; en Zijn discipelen plukten de korenaren, en aten, terwijl zij ze in hun handen wreven.
2 En sommigen der Farizeeën zeiden tot hen: Waarom doet gij datgene, wat op den sabbatdag niet geoorloofd is?
3 En Jezus, hun antwoordende, zeide: Hebt gij niet zooveel gelezen, wat David deed, toen hij zelf een hongerdood was, en zij, die met hem waren?
4 Hoe hij in het huis Gods ging, en het toonbrood nam en at, en ook gaf aan hen, die bij hem waren; hetwelk niet geoorloofd is te eten dan alleen voor de priesters?
5 En Hij zeide tot hen: Dat de Zoon des mensen ook Heer is van den sabbat.
VIII Gij zult niet vals getuigen tegen uw naaste.
Er zijn honderden verzen die bewijzen dat Jehova een productieve leugenaar is.
Enkele van Jehova's leugens:
Genesis 2
16 Maar van de boom der kennis van goed en kwaad zult gij niet eten, want ten dage dat gij daarvan eet, zult gij zeker sterven.
Adam leefde nog 930 jaar:
Genesis 5 5 En al de dagen, die Adam leefde, waren negenhonderd dertig jaren; en hij stierf.
IX, X Gij zult het huis van uw naaste niet begeren, gij zult de vrouw van uw naaste niet begeren, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch enig ding dat van uw naaste is.
De talrijke verzen, waarvan er vele hierboven zijn opgesomd, laten zien hoe Jehova geen respect heeft voor mensen of hun eigendom. Hij begeerde het land van de Kanaänieten, eiste meedogenloos bloedoffers van mensen en dieren en plunderde voortdurend van anderen.
Lucas 8:
3 En Joanna, de vrouw van Chuza, de rentmeester van Herodes, en Susanna, en vele anderen, die hem van hun vermogen bedienden.
Lucas 19: 29-35
29 En het geschiedde, toen hij nabij Bethphage en Bethanië gekomen was, op den berg, die Olijfberg genoemd wordt, zond hij twee zijner discipelen,
30 Zeggende: Gaat gij naar het dorp tegenover u; in hetwelk gij bij uw binnenkomst een veulen zult vinden, gebonden, waarop nog nooit iemand zat; maakt hem los en brengt hem hierheen.
31 En indien iemand u vraagt: Waarom maakt gij hem los, zo zult gij tot hem zeggen: Omdat de Heer hem nodig heeft.
32 En zij, die gezonden waren, gingen hun weg, en vonden, gelijk Hij hun gezegd had.
33 En terwijl zij het veulen losmaakten, zeiden zijn eigenaars tot hen: "Waarom maakt gij het veulen los?
34 En zij zeiden: De Heer heeft hem nodig.
35 En zij brachten hem tot Jezus; en zij wierpen hun klederen op het veulen en zetten Jezus daarop.
TERUG NAAR HET CHRISTENDOM ONTMASKEREN